Achtergrond
Het partycentrum (hierna: verzoeker) heeft tegen de besluiten bezwaar gemaakt en verzocht een voorlopige voorziening te treffen. In het verleden hebben verzoeker en de carnavalsverzekering (hierna: C.V.) een vorm van samenwerking gekend tijdens het organiseren van de festiviteiten rondom carnaval. Daarbij werden de benodigde vergunningen steeds verleend aan de C.V.. Op enig moment is er tussen beiden onenigheid ontstaan, waardoor verdere samenwerking niet meer mogelijk was.
Omvang van de procedure
Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat deze voorlopige voorzieningprocedures ziet op de verlening van de evenementenvergunning aan de C.V. (besluit 1) en op de weigering van de evenementenvergunning aan de verzoeker (besluit 2).
Overwegingen
De burgemeester heeft in het bestreden besluit 1 overwogen dat er geen weigeringsgronden als bedoeld in artikel 1:8 van de Algemeen Plaatselijke Verordening (hierna: APV) van de gemeente Cranendonck van toepassing zijn en dat daarom de evenementenvergunning aan de C.V. kon worden verleend.
Bij het bestreden besluit 2 heeft de burgemeester de door verzoeker gevraagde evenementenvergunning geweigerd omdat er al een evenementenvergunning was verleend op dezelfde locatie en in dezelfde periode. Dit zou mogelijk problemen opleveren voor de openbare veiligheid. Op grond van artikel 1:8, aanhef en onder b, van de APV is de evenementenvergunning geweigerd.
Verzoeker stelt dat de reden die de burgemeester aan de weigering ten grondslag heeft gelegd, niet terug te voeren is op één van de in artikel 1:8 van de APV genoemde weigeringsgronden. Volgens verzoeker hier sprake van een schaarse vergunning. Daarom moet de burgemeester meerdere gegadigden de gelegenheid bieden om mee te dingen naar deze evenementenvergunning.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat de bevoegdheid van de burgemeester tot het verlenen van een evenementenvergunning een discretionaire bevoegdheid is, waarbij aan hem een ruime mate van beleidsvrijheid toekomt. De burgemeester kan en mag daarbij alleen rekening houden met de belangen als vermeld in artikel 1:8 van de APV. Andere belangen kunnen in beginsel geen grond vormen voor weigering van de vergunning.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen vinden dat het verlenen van de evenementenvergunning aan de C.V. niet in strijd is met een of meer van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 1:8 van de APV. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat er sprake is van concurrerende aanvragen. De ene aanvraag was eerder dan de ander, maar dat is op zichzelf niet doorslaggevend. Volgens de burgemeester is ook van belang dat de C.V. naar diens oordeel de meest aangewezen partij is omdat zij al jaren ervaring heeft met het organiseren van de vele festiviteiten rondom carnaval.
Uitspraak
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester met het voorgaande voldoende heeft gemotiveerd waarom de evenementenvergunning aan de C.V. is verleend. Anders dan is betoogd, is hier geen sprake van een zogenaamde schaarse vergunning. Het gaat niet om een situatie waarin sprake is van een vooraf kenbaar, beperkt aantal beschikbare vergunningen. Het staat hen immers vrij om op hetzelfde moment op een andere daartoe geschikte locatie een vergelijkbaar evenement te organiseren.
Gelet op hierop heeft de burgemeester de aanvraag betreffende besluit 2 in redelijkheid kunnen weigeren op grond van artikel 1:8, aanhef en onder b, van de APV. De burgemeester heeft terecht overwogen dat het opbouwen en plaatsen van twee tenten op exact dezelfde locatie in dezelfde periode kan leiden tot problemen die de openbare veiligheid in gevaar brengen
Beide besluiten komen niet onrechtmatig voor en zullen naar verwachting stand houden in de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter ziet gelet daarop, gelet op de betrokken belangen, geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De verzoeken worden daarom afgewezen.